De stigmatiseringsdriehoek van de media: populisme, marktgerichtheid en islamofobie


BY: W. Shadid, 29-11-2014
media2Op 18 mei 2013 kopte het dagblad Trouw “Haagse buurt domein orthodoxe moslims” en “Als je wijk verandert in een klein kalifaat”. Het ging daarbij om de Haagse Schilderswijk, een multiculturele wijk met meer dan 100 nationaliteiten. De analyse was gebaseerd op uitlatingen van anonieme bewoners, vrijwilligers en overheidsdiensten. Volgens deze bronnen waren zij al jaren getuigen van de ontwikkeling van een “klein kalifaatje” en de invoering van een “mini-sharia”.
Ter illustratie werden ervaringen van politieagenten opgetekend die zouden worden verhinderd om hun werk te doen. Vrouwen op straat zouden op hun “niet-islamitische” gedrag worden aangesproken. Ook zou een niet-moslim jongere met het woord kafir (ongelovige) zijn beledigd.

Begrijpelijkerwijs leidde het artikel destijds tot publieke verontwaardiging en intensieve politieke en media aandacht. In een debat in de Tweede Kamer meenden sommige volksvertegenwoordigers het geschetste sharia-beeld in de wijk te herkennen. Zij lieten hun verontwaardiging blijken en riepen de lokale politie en de verantwoordelijke ministers op om op te treden. In hun pleidooien deden zij er nog een schepje bovenop en veroorzaakten daarmee extra angst voor moslims in de samenleving.
Illustratief voor deze politieke handel in maatschappelijke angst was het betoog van Dijkgraaf (SGP). Hij stelde dat “pogingen om de sharia op te tuigen naast en binnen onze rechtsstaat meteen de kop in moeten worden gedrukt met alle wettelijke middelen” en vroeg of “de ministers en de betreffende gemeenten voldoende middelen hebben om in te grijpen wanneer zich uitingen van de sharia voordoen?” (Tweede Kamer, 5 september 2013, TK 107-7). Hiermee wekte hij de indruk dat het hier zou gaan om een overweldigend verschijnsel waarvoor de Nederlandse staat eventueel over onvoldoende middelen zou beschikken om het te beteugelen.

Belang van het voorval
De tragiek is dat de verhalen van de sjoemelende Trouw-journalist kritiekloos zijn aanvaard door politiek, publiek, moslimorganisaties en andere media. Naar alle waarschijnlijkheid is de ontmaskering van de journalist echter vooral ingegeven doordat lokale en nationale beleidsmakers de opgetekende fabels over de “Sharia Driehoek” als aanval op hun veiligheidsbeleid ervoeren. Zowel het Haagse College van B&W als de ministers Asscher en Opstelten trokken de juistheid van de bronnen in twijfel. Voor de redactie van de krant was dit waarschijnlijk aanleiding om een nader onderzoek in te stellen. De redacteur in kwestie is inmiddels ontslagen en Trouw laat een onafhankelijke externe commissie onderzoek doen naar het voorval.
Dit voorval is niet alleen maatschappelijk en politiek buitengewoon interessant, maar ook vanuit communicatie theoretisch oogpunt. De kritiekloze acceptatie van het artikel laat zien dat onder bepaalde omstandigheden de inmiddels obsolete injectienaaldtheorie waarin de media worden vergeleken met een injectienaald voor het injecteren van informatie in de hoofden van de passieve nieuwsconsument nog steeds ‘alive and kicking’ blijkt te zijn.

Incidenteel of structureel
Voor zover bekend is de fabricage van nieuws incidenteel. Onzorgvuldige rapportages over minderheden en over moslims in het bijzonder zijn helaas structureel. Onderzoek in Europa en Amerika laat zien dat berichtgeving over deze groepen de journalistieke toets der kritiek vaak niet doorstaat. Het ontbreekt veel artikelen en rapportages aan transparante bronnen, juiste context, hoor en wederhoor of een second opinion. Daarbij komt dat men zich frequent schuldig maakt aan selectie van negatieve voorbeelden die vervolgens van toepassing zouden zijn op alle islamitische gemeenschappen. Er wordt op deze manier geen onderscheiden gemaakt tussen de casus ter illustratie van een verschijnsel en de casus op zich als curiosum voor volksvermaak.
De overmatige aandacht van de media voor het negatieve detail bij moslims en de gretigheid waarmee dit type nieuws door publiek en politiek wordt geconsumeerd, leidt niet alleen tot stigmatisering, maar vertroebelt daarnaast het zicht op de grotere structuren bij moslims. Zo’n aanpak doet de werkelijkheid geweld aan, creëert schijnzekerheden voor beleid, maakt een karikatuur van de moslimgemeenschap en leidt tot een vicieuze cirkel van vraag naar nog meer stigmatisering, met als gevolg nog meer angst, wantrouwen en antipathie.
Termen als sharia, Allah en jihad worden door journalisten, politici en beleidmakers met name gebruikt voor negatieve “framing” van deze religie en haar belijders. Geplaatst in een negatieve context blijken deze toverwoorden te zijn voor het geplaatst krijgen van een krantenartikel, het verkrijgen van een onderzoeksubsidie of van een lucratieve positie bij politiek of overheid. Dit type media-discours heeft eraan bijgedragen dat islamofobie als voorfase van afwijzing van moslims haar huidig anti-islamisme gezicht heeft gekregen.

Verandering
Gezien de bekende oorzaken van onzorgvuldige verslaggeving over moslims zoals tijdsdruk van nieuwsproductie, vooroordelen bij nieuwsproducenten en de marktgerichtheid van de media, valt een spontane zelfregulering op dit terrein niet te verwachten. Als de beroepsjournalistiek zich zou willen onderscheiden van de amateurjournalistiek op sociale media dan zou er iets moeten gebeuren om het kaf van het koren te scheiden.
Op zich heeft de sector enkele instanties die direct of indirect een evaluatieve taak kunnen uitvoeren zoals de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), Stichting Media-ombudsman Nederland en de Raad voor de Journalistiek. De huidige taken en mogelijkheden van de Raad voor de Journalistiek om berichtgeving continu te monitoren zijn echter beperkt. De Raad kan alleen een uitspraak doen over een ingediende klacht maar heeft geen autoriteit om zelfstandig onderzoek te verrichten of een rectificatie op te leggen. Verder behandelt de Raad alleen klachten van personen die menen dat hun belang in een bepaalde publicatie wordt geschaad. Klachten over gepercipieerde collectieve (imago-)schade moeten echter door een organisatie worden ingediend. Het is daarom aan te bevelen dat allochtone gemeenschappen in Nederland een organisatie voor dat doel oprichten. Ook via eigen onderzoek kan zo’n organisatie allerlei mediapublicaties kritisch bekijken en eventueel via “naming en shaming” een bijdrage leveren aan het voorkomen van verdere stigmatisering.
Het behoeft geen betoog dat in een democratische rechtsstaat ook moslims recht hebben op een gelijkwaardige behandeling. De hoofdboosdoener in de hier besproken “Trouw gate” is uiteraard de journalist zelf. Dat pleit de redactie van het dagblad echter allerminst vrij. Voor de fabricage van nieuws in het besproken artikel is zij de Nederlandse nieuwsconsument, en niet alleen het islamitische deel ervan, excuses schuldig.

Dit artikel is speciaal geschreven voor en in verkorte vorm gepubliceerd op de Leiden Islam Blog.

Prof.dr. W. Shadid is methodoloog en emeritus hoogleraar interculturele communicatie. Voor meer info zie de pagina About.