Femke Halsema als de politieke fundamentalist


BY: W. Shadid, 22-3-2008

Als de ‘affaire Wilders’ totnogtoe voor iets goed is geweest, dan is dat voor het blootleggen van de schakeringen in het Nederlandse politieke landschap. Vier hoofdstromingen hebben zich de laatste maanden ontvouwd: de rekkelijken, de realisten, de politieke fundamentalisten en de ‘modern-racisten’ die op basis van cultuur onderscheid maken tussen groepen in plaats van op basis van raciale kenmerken.
De vertegenwoordigers van de regeringspartijen kunnen in deze affaire tot de eerste categorie worden gerekend. Zij komen op voor het landsbelang en verzoeken het Kamerlid af te zien van de vertoning van de ophanden zijnde anti-islamfilm, zonder afbreuk te doen aan het recht op de vrijheid van meningsuiting. Marijnissen die als enige het predicaat ‘de politieke realist’ mag voeren neemt daarentegen een veel harder standpunt in en kwalificeert Wilders als extreemrechts en ‘levensgevaarlijk’, omdat hij groepen in de samenleving tegen elkaar zou opzetten.
Helaas moet Femke Halsema van GroenLinks met de twijfelachtige eer van ‘de politieke fundamentalist’ er vandoor gaan. Een fundamentalist is immers ieder die niet alleen overtuigd is van zijn religieus of ideologisch gelijk, maar die ook zijn principes ongeacht de consequenties wil doorvoeren. En zo is Femke Halsema.

Zij houdt strak aan het beginsel van ‘vrijheid van meningsuiting’ en biedt Wilders, zelfs ongevraagd, politieke steun aan als de film niet in Nieuwspoort en niet in de Tweede Kamer vertoond kan worden. Haar fundamentalisme is gelegen in de verabsolutering en verdediging van de vrijheid van meningsuiting, zonder kennis te nemen van de inhoud van de betreffende film en zonder rekening te houden met de mogelijke gevolgen ervan voor het landsbelang. En dat is juist zo kenmerkend voor het gedrag van een fundamentalist. Volgens haar moet dat recht verdedigd worden, ongeacht of men het eens of oneens is met de inhoud van de film. Dit zou goed zijn voor het inhoudelijke debat. Halsema is blijkbaar ingetrapt is in de mededelingen van de media dat “Nederland zijn islam goed kent” en dus in staat is op niveau een debat daarover te voeren. Uit de Kamerdebatten blijkt dat haar kennis van de islam niet veel verder reikt dan het herhalen van demagogische termen als ‘vrouwenbesnijdenis’ en ‘comité voor ex-moslims’. In haar ‘inhoudelijk’ debat met Wilders komt ze ook helaas niet veel veder dan slogans als “u mag niet generaliseren” en “uw toon over de islam is om een maximaal electoraal effect te bereiken”. Dat hij een rechts-extremist is, racistische ideeën op na houdt en zich schuldig maakt aan de besmeuring van de waarde van “vrijheid van meningsuiting” blijft echter onvermeld.De enige politicus in Nederland die dat onomwonden doet is Marijnissen van de SP, zoals hierboven is vermeld. Daarmee corrigeert hij als enige parlementariër de morele schade voor het land als geheel. De tragiek voor Nederland is niet dat ideeën als die van Wilders überhaupt voorkomen, maar dat die ideeën in tegenstelling tot soortgelijke standpunten in België en Oostenrijk, niet geplaatst zijn binnen het racistisch discour, maar onder de paraplu van de ‘vrijheid van meningsuiting’ zijn ondergebracht.De hypocrisie hiervan is dat er naar de buitenwereld een signaal wordt uitgezonden dat Nederland als enig land ter wereld, geen racistische partijen in de kamer heeft. Dat dat niet waar is, weet Halsema maar al te goed. Dat ze hier niet openlijk voor uit durft te komen is waarschijnlijk enerzijds haar angst om gekwalificeerd te worden als exponent van de ‘oude politiek’ en anderzijds om haar partij te laten profiteren van de in toenemende mate groeiende islamofobie in het land. Daarmee doet ze precies wat zij Wilders verwijt. De kiezer zal echter zo’n gedrag snel ontmaskeren en tot de conclusie komen dat er niets gevaarlijker is dan een kapitein aan het roer die in volle politiek zee zijn kompas kwijt is geraakt.

Prof.dr. W. Shadid is hoogleraar interculturele communicatie. Voor meer info zie de pagina “About”.