Mediamisleiding als strategie


BY: W. Shadid, 2-4-2008

Herhaaldelijk wordt aangetoond dat de berichtgeving over de islam en moslims onder andere generaliserend, stigmatiserend en veelal opportunistisch is. mediaHet meest recent rapport op dit terrein is dat van de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie. Derde rapport over Nederland, gepubliceerd in Straatsburg op 12 februari 2008. In het rapport wordt onder andere gesteld dat islamitische gemeenschappen in Nederland “op grote schaal aan generalisaties zijn onderworpen, waarbij zij zowel in de gedrukte pers als op radio en televisie frequent met terrorisme in verband worden gebracht.” De media zouden bovendien de gedragscode voor zelfregulering, waar ze over beschikken, in de praktijk zelden toepassen als het om de islam gaat. (p.28).

Ook wordt geconstateerd dat de media excessief generaliseren “waarbij moslims en terrorisme met elkaar in verband werden gebracht. Hoewel dergelijke generaliseringen en associaties in bijna alle media – inclusief pers, radio en televisie – te vinden zijn, neemt ECRI nota van berichten dat islamofoobmateriaal ruimschoots beschikbaar zou zijn op in Nederland gevestigde internetfaciliteiten”. (p. 38)
Gisteren, 1 april 2008, heeft ondergetekende deelgenomen aan een radiodebat van de Nederlandse Islamitische Omroep over de beeldvorming van de islam in de media. Deelnemers aan het debat waren: een medewerkster van het ANP, een redacteur van het dagblad Trouw, plaatsvervangend eindredacteur van het NOS-Journaal en de eindredacteur van de actualiteitenrubriek NOVA.
Zoals verwacht viel in de wederzijdse standpunten geen beweging te krijgen. Ik had namelijk eerder over dit thema met de eindredacteuren van de actualiteitsrubrieken van de Publieke Omroep gedebatteerd. Ondergetekende bleef de onderzoeksresultaten naar voren brengen en verdedigen, terwijl de aanwezige redacteurs bleven volhouden dat hen niets te verwijten viel en dat hun berichtgeving en diversiteitbeleid uitstekend verlopen.
Uit het gisteren gehouden debat wil ik één punt uitlichten die mijns inziens veel aandacht verdient. Dit betreft het verwijt dat de media nauwelijks allochtone deskundigen aan het woord laten. Zij schrijven en spreken over en nauwelijks met allochtonen en moslims. Als deze aan het woord worden gelaten dan gaat het meestal om hun cultuur of religie. Ook dit verwijt werd met name door de redacteurs van het NOS-journaal en NOVA afgewezen en afgedaan als feitelijk onjuist. Beide deelnemers verwezen naar de interviews die hun rubrieken op cruciale momenten hebben gehouden met de islamkenner Tariq Ramadan.
Nader onderzoek laat zien dat hoewel hun verweer feitelijk juist is, ze hebben inderdaad Ramadan aan het woord gelaten, inhoudelijk bevestigen de interviews echter de geuite verwijten. Wie de inhoud van de beide interviews bekijkt kan niet anders dan tot de conclusie komen dat er hier sprake is van mediamisleiding dan van evenwichtige thematische behandeling van een item.
Het interview dat NOVA met Ramadan heeft gehouden op 12 februari 2008 brengt de kijker op de verkeerde been. Het begint met de introductie dat “Nederland vandaag op de vingers getikt is door de Europese commissie tegen racisme en intolerantie. De Commissie vindt dat wij in Nederland niet goed omgaan met moslims. Racistisch geweld en discriminatie nemen toe. Vooral Marokkanen en Turken worden teveel gestigmatiseerd”.
De introductie wekt de indruk dat NOVA nu juist op de bevindingen van de Europese Commissie wil ingaan via een interview met Tariq Ramadan. Een evenwichtige bespreking van pros en cons van de stelling zou immers voor de hand liggen. Helaas, niets is minder waar. De bevindingen van de Europese Commissie kwamen in het interview op geen enkele manier aan de orde. Tariq Ramadan werd in de introductie neergezet als Islam filosoof die vindt dat moslims zelf het initiatief moeten nemen om hun integratie beter te laten verlopen. Niet afwachten, niet afhaken, maar meedoen is zijn advies. En moslims moeten zich niet laten afleiden door bijvoorbeeld een eventuele film van Geert Wilders, aldus de introductie.
Het interview ging echter uitsluitend over de persoon Ramadan en over de weigering hem toe te laten tot de VS. Het werd verder gelardeerd met oude beelden van zijn oratie en interviews met anderen over zijn aanstelling als gasthoogleraar aan de Erasmus Universiteit.
Ook het interview van het NOS-Journaal met Ramadan naar aanleiding van de vertoning van de film van Wilders ontkracht mijn stelling niet dat de media, en dus ook het NOS-Journaal, nauwelijks allochtone deskundigen aan het woord laten. En in het onderhavige geval zelfs niet wanneer een gebeurtenis, zoals de vertoning van de film van Wilders, om hun cultuur of religie gaat.
De in het interview gestelde vragen hadden niet het karkater van diepgaande vragen aan een islamdeskundige of islamfilosoof, maar dwongen hem te reageren als politicus, als moslimleek, en als door de media benoemde ‘moslimleider’ ten einde de ‘achterban’ te kalmeren. Verstandige vragen die vanuit zijn deskundigheid als islamkenner konden worden beantwoord om eventueel de aantijgingen van Wilders tegen te spreken bleven helaas uit. Het NOS-Journaal had nu een gouden kans om Ramadan, of een andere allochtone islamdeskundige, de andere tolerante, sociale, en vredige kant van de islam te laten zien en voor het voetlicht te brengen.
Beide voorbeelden zijn helaas geen uitzonderingen. Programma’s en krantenartikelen die inhoudelijk op de islamitische leer zijn ingegaan hebben juist autochtone ‘deskundigen’ aan het woord gelaten, die overwegend het bestaande stereotype beeld van de islam hebben bevestigd en in sommige gevallen zelfs versterkt.
De tragiek is dat de media niet bereid zijn de hand in eigen boezem te steken en de beschuldigende onderzoeksbevindingen onder de loep te nemen. Alle stigmatiserende uitspraken en krantenkoppen worden afgedaan met “is het niet waar dan?”. Dat was ook de lekenreactie op de getoonde beelden in het filmisch pamflet van Wilders. Dat het hier gaat om excessen van enkele mensen van islamitische achtergrond en mag niet worden gegeneraliseerd wordt gewoonlijk met stilzwijgen beantwoord. Een vicieuze cirkel is het resultaat: de dialoog stokt en generalisatie en stigmatisering gaan gewoon door.