Moraalerosie in de Nederlandse cultuur?


BY: W. Shadid, 30-3-2008

Wat betreft de publieke moraal zijn we in Nederland kennelijk zover gekomen dat het stigmatiseren en kwetsen als de normaalste zaak van de wereld wordt beschouwd en onder de vrijheid van meningsuiting wordt geplaatst. Het voor moslims kwetsende filmisch pamflet van Wilders werd dan ook ontvangen met uitspraken als ‘het valt wel mee’ en ‘is dit alles’?
‘Vertegenwoordigers’ van islamitische gemeenschappen hebben te kennen gegeven weliswaar gekwetst te zijn, maar toch bereid de uitnodiging van Wilders voor een debat aan te nemen. Hoewel zo’n opstelling vanuit een politieke invalshoek verantwoord is, kreeg het later toch een eigen negatieve dynamiek.

Het bevestigde met name de vooroordelen over moslims die zich een lange tijd onvoldoende zouden hebben geparticipeerd in het integratiedebat. Bovendien werd met de opstelling de indruk gewekt dat het Wilders te doen is geweest om een debat af te dwingen en dat hij nu daarin geslaagd is. Commentatoren in de media vragen zich daarom af “waarom nu wel meedoen aan een debat”, “waarom worden moskeedeuren nu pas voor buitenstaanders geopend” en “waarom hebben moslims zich niet eerder openlijk gedistantieerd van het terrorisme”? Retorische vragen die vooral berusten op hardnekkige vooroordelen en gebrekkige kennis van de dynamiek en het krachtenveld binnen de groepen in kwestie.
Anderzijds was de oproep van moslimgemeenschappen tot kalmte en tot een beheerste opstelling broodnodig. Niemand is gebaat bij escalatie in de intergroepverhoudingen en negatieve sentimenten, zeker niet de minderheden zelf.
In toenemende mate groeit gelukkig de nationale en internationale kritiek op het filmpje van Wilders. De Nederlandse regering heeft zich in sterke bewoording van de film gedistantieerd, evenals vertegenwoordigers van enkele oppositie partijen en de Raad van Kerken die bezwaren hebben geuit tegen het generaliserende karkater van het pamflet.
Internationaal heeft men ook met verontwaardiging gereageerd. VN-topman Ban Ki-Moon zei dat de film tot geweld aanzet, en de Deense Premier sprak over “een zinloze provocatie”.
VN-experts op het gebied van racisme, vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting vinden de film generaliserend en onverantwoord.
Andere internationale organen zoals de Raad van Europa bestempelen de film ondermeer tenslotte als smakeloos. De Secretaris Generaal van deze Raad en zijn plaatsvervanger stellen in een verklaring dat zij opkomen voor de vrijheid van meningsuiting, maar in dit geval zij dat met teleurstelling en bezorgdheid doen. Zij vinden dat het voor “de Europese democratie een trieste dag is wanneer de fundamentele grondslagen waarop zij is gebouwd worden gebruikt om onverdraagzame en diep beledigende stereotypen te verspreiden.”
Ondanks deze kritische houding pleiten velen in dit kader voor een debat, echter zonder stil te staan bij een adequaat en scherp geformuleerd discussiethema. In een interview met het blad Trouw onder de titel “over ‘Fitna’ wordt het nog moeilijk discussiëren” stelt ondergetekende dat een oprechte dialoog, de dialoogpartner niet bij voorhand al in de verdediging dient te dwingen door het innemen van een hard en onwrikbaar standpunt. Een duidelijke probleemstelling die van twee kanten besproken kan worden is voor een vruchtbaar debat onontbeerlijk. In Nederland zou men bijvoorbeeld van gedachte kunnen wisselen over het racistische karakter van de film, over de eerdere voortdurende negatieve uitspraken van Wilders over moslims en de islam alsmede over extremisme in het algemeen. Collega-kamerleden van hem zouden zich wat minder moeten laten verlammen door de angst om als voorstanders van de ‘oude politiek’ versleten te worden. Niemand durft sinds Fortuyn andere politici nog als extreemrechts te typeren, met als gevolg dat het nu niet afkeurigswaardig is om bijvoorbeeld op de PVV te stemmen, terwijl gemeten aan het discours van het modern racisme, haar anti-islam politieke agenda in feite racistisch is. Het gevaar van deze situatie mag je nooit onderschatten.
Bij het modern racisme wordt niet primair op basis van ras, maar op basis van cultuur of godsdienst onrechtmatig gediscrimineerd tussen groepen.
Uit de politieke en publieke reacties op het gedachtegoed van de PVV kan worden afgeleid dat de maatschappelijke moraal in Nederland in de afgelopen 10 jaar een metamorfose heeft ondergaan. Janmaat van de Centrum Democraten (CD) werd in 1996 tot een voorwaardelijk gevangenisstraf veroordeeld voor een uitspraak als “Wij schaffen, zodra wij de mogelijkheid en de macht hebben, de multiculturele samenleving af”. Ook Glimmerveen van de Nederlandse Volks Unie (NVU) werd voor zijn uitspraak: “Glimmerveen voor een blank Nederland” ook in tweede instantie in 2003 veroordeeld tot vier maanden cel, waarvan twee voorwaardelijk, wegens het aanzetten tot haat jegens buitenlanders. De erosie in de publieke moraal blijkt uit het feit dat Wilders totnogtoe niet veroordeeld is geworden voor uitspraken met een heftigere discriminerende strekking. Oordeel zelf aan de hand van de volgende selectie van zijn uitlatingen:

  1. “Ik vind wel dat er minder moslims moeten zijn in Nederland. Ik vind de ideologie van de islam abject, fascistisch en fout.” Het Nieuwsblad, 9 februari 2008
  2. “Niet uit haat, maar uit trots en zelfbehoud van onze Nederlandse identiteit en onze westerse waarden, verdedig ik een immigratiestop uit islamitische landen.” Het Nieuwsblad, 9 februari 2008
  3. “Autochtonen planten zich minder snel voort dan allochtonen. Nu zitten allochtonen, overwegend moslims, voornamelijk in de grote steden. Over twintig jaar zitten ze overal, van Apeldoorn tot Emmen en van Weert tot Middelburg”. De Pers, 27 november 2007.
  4. “Ik wil discrimineren. Radio-interview, Nederlandse Islamitische Omroep
  5. “Natuurlijk is het niet acceptabel als de grote steden in Nederland in meerderheidniet-blanke steden zijn.” BBC-Hardtalk interview 22/3/2006
  6. “Ik zou niet graag willen dat een groeiend aantal mensen, wellicht in de toekomst een meerderheid, van de bevolking of van een kabinet uit moslims bestaat”. NOVA 28 februari 2007.

Als de hierboven genoemde uitspraken in de huidige Nederlandse cultuur niet als racistisch mogen worden getypeerd, dan zijn wij kennelijk de schaamte voorbij.

Prof.dr. W. Shadid is hoogleraar interculturele communicatie. Voor meer info zie de pagina “About”.